Presb. Utrecht, I. 1427-1447 (1427-1453) Den Bosch Heer Herman ten Kolke was vermoedelijk afkomstig uit Doesburg in het bisdom Utrecht waar hij ook tot priester werd gewijd. Diverse leden van de familie(s) Ten Kolke uit Doesburg en Deventer werden in de vijftiende eeuw als student aan universiteiten ingeschreven. Zo studeerde een Hermannes ten Kolck de Davantra van 1462 tot 1467 artes in Keulen, waarna hij omstreeks 1478 in Parijs canoniek recht ging studeren. Hij overleed op 7 maart 1489 als kanunnik van de St.Joriskerk in Keulen. Mogelijk is heer Herman ten Kolke van Doesburg dezelfde als de dominus Hermannus de Doesborgh die in 1403 te Parijs zijn baccalaureaat in de artes behaalde onder meester Henric van Xanten. Vanaf 1427 was heer Herman in Den Bosch werkzaam als openbaar notaris. In 1428 werd hij tevens aangesteld als de eerste rector van het beneficie van St.Stephanus, St.Joris en St.Christophorus in de St.Jan. De zusters Aleit en Gherburg, dochters van Eduward van Os en beide begijn op het Groot Begijnhof, hadden op 27 augustus 1427 in hun testament inkomsten vrijgemaakt voor de stichting van dit beneficie dat als tweede fundatie aan het St.Stephanusaltaar verbonden moest worden. Na de dood van Aleit op 28 september van dat jaar werd het beneficie op 21 mei 1428 door haar zuster ook daadwerkelijk gesticht en werd heer Herman als rector voorgedragen. Op 22 mei hechtten deken en kapittel van de St.Jan hun goedkeuring aan de stichting. Heer Herman liet de akten die op zijn beneficie betrekking hadden later op een perkamenten katern afschrijven en collationeerde ze vervolgens zelf. 1) Behalve als beneficiant wordt heer Herman vanaf 1429 ook genoemd als vice-plebaan van de St.Jan. Mogelijk volgde hij heer Henric Bloem (nr.54) op die in 1428 overleed. Op 14 december 1437 richtte hij als Hermannus ten Kolck, presbiter, viceplebanus ecclesie Sancti Johannis Busciducensis, een rescriptie aan de officiaal van Luik. Vanaf augustus 1439 is hij tevens bekend als kanunnik van de St.Jan. In een rescriptie van 10 november 1439 noemt hij zich dan ook Hermannus ten Kolke, cononicuus ecclesie Sancti Johannis Ewangeliste opidi de Buscoducis ac coofficians eandem ecclesiam pro tempore in divinis. Vermoedelijk bleef hij alleen tijdens het eerste jaar van zijn kanonikaat - waarin de inkomsten nog aan de erfgenamen van zijn voorganger toekwamen (annus gratie, annus carentie) - ook functioneren als viceplebaan. Op 15 juni 1440 wordt hij voor het laatst als zodanig genoemd. In 1440 woonde heer Herman bij de Prekerspoort in de Hinthamerstraat maar omstreeks 1447 stond zijn woonhuis in de Torenstraat. Heer Herman ten Kolke, kanunnik van de St.Jan, overleed op 22 augustus 1453. In zijn testament liet hij onder meer de inkomsten uit zijn annus gratie na aan het kapittel voor de viering van het transfiguratiefeest. Eén van zijn twee executeurs-testamentair was zijn neef heer Jan van(der) Duven van Doesburg. Deze wordt vanaf 1439 vermeld als beneficiant van de St.Jan en treedt ook enkele malen op als getuige in heer Hermans akten. In 1472 bewoonde hij het huis in de Torenstraat dat eerder aan heer Herman had toebehoord. 2)
Zijn notariële akten liet heer Herman vrijwel altijd door anderen ingrosseren. Van 1427 tot 1429 gebeurde dit door een vaste klerk wiens naam niet bekend is maar die in 1455 en 1464 nog werkzaam was voor Gerit van Grotel (nr.155) en meester Goyart Hels (nr.173). Misschien was het heer Jan van Duven. Nadat heer Herman in 1431 een akte zelf had geïngrosseerd en in het begin van 1436 twee akten door een ander had laten uitschrijven functioneerde vervolgens van mei 1436 tot 1447 heer Philips van Bonyngen (nr.60) als zijn vaste klerk. Steeds wanneer een akte geïngrosseerd was controleerde heer Herman de grosse aan de hand van de minuut en schreef hij links vóór de initiaal in het klein "FROODWLR". Op de achterzijde noteerde hij bovendien nog eens "collatio facta per me (Her.)". Daarachter gaf hij vaak in het kort de inhoud van de oorkonde weer en vermeldde hij de naam van de destinataris. Hij had dit gemeen met zijn collega heer Jan die Gruyter (nr.157). In 1431 nam hij ook diens gebruik over om in de datering van zijn akten de weekdag te vermelden. 3)
Als notaris vervaardigde heer Herman hoofdzakelijk testamenten en codicillen van parochianen van de St.Jan. Hij zal de testateurs als vice-plebaan in veel gevallen eerst van de laatste sacramenten hebben voorzien, zoals een enkele keer ook uitdrukkelijk wordt vermeld. Bij zijn bezoek aan deze parochianen werd hij doorgaans begeleid door één van de kosters van de St.Jan die dan ook veelvuldig als getuige voorkomen in zijn akten. Met name in 1439 en 1440, toen er in Den Bosch een pestepidemie heerste, had heer Herman het bijzonder druk. Eénderde van al zijn akten dateert uit deze twee jaren. In 1439 was hij ook betrokken bij het verhoor van de personen die als getuige aanwezig waren geweest bij het testament van &HFLOLD, dochter van Roelof Schilders. Omdat ze aan de pest leed hadden de getuigen de testatrice op grote afstand van haar huis toegehoord. Eén van de erfgenamen betwistte de geldigheid van het testament zodat de officiaal van Luik heer Herman opdroeg om de getuigen in de St.Jan te dagvaarden waar ze vervolgens op 10 november werden verhoord door Rutger van Arkel (nr.14). Na 1440, het jaar waarin heer Herman vermoedelijk zijn functie van vice-plebaan opgaf, stelde hij nog slechts driemaal een notariële akte op. Hij was verder onder meer executeur-testamentair heer Henric Bloem, notaris en vice-plebaan (nr.54), heer Willem van Harwarden, vice-plebaan, en van heer Jan die Gruyter, notaris en kanunnik van de St.Jan (nr.157). In 1428, 1440 en 1447 droeg hij hun protocollen over aan hun opvolgers. Zijn eigen protocollen werden op 28 augustus 1453 - zes dagen na zijn dood - door de officiaal toegewezen aan meester Goyart Hels die ze in ontvangst nam van heer Jan van Duven. 4)
|
Noten | |
1. | Keussen, Die Matrikel, I 508 nr.65, 685 nr.16, II 58 nr.85; Denifle, Chatelain, Liber procuratorum, I 835; Samaran, Van Moé, Liber procuratorum, III 480; Gabriel, Boyce, Liber receptorum, I 575; Bijlage II 157.7, 342.4; ABH, MA 30 (1427-1429). |
2. | GAH, RA 1200, fo.300r (6 juli 1430), fo.302r, fo.306r (1430), RA 1203, fo.281r (1432/33), RA 1204, fo.103r (1433/34), RA 1205, fo.241v (1434/35), RA 1213, fo.113r (1443), fo.286r (2 mei 1443), RA 1217, fo.396r (29 mrt.1447), RA 1218, fo.259v (30 mrt.1448), RA 1219, fo.298v (21 mrt.1449); GAH, Sassen 399bis (regest 1101) (14 dec.1437); Schutjes, Geschiedenis, IV 309; Bijsterveld, Laverend, II 657 nr.2630; Bijlage II 5.63.1 (vermelding cijns uit huis in Torenstraat), 14.35, 60.25, 60.27, 157.35 (heer Herman als kanunnik en legataris), 223.9, 223.23, 223.24, 223.25, heer Jan van Duven: 5.21.1, 5.22, 5.42, 60.25, 157.34, 223.28, 223.30, 236.14; ABH, St.Jan II, Obituarium, p.247; Tabel 3.2, nr.28. |
3. | Bijlage II 155.7, 173.46, 223.1 t/m 223.30. |
4. | Bijlage II 14.20 t/m 14.23, 223.9, 223.23, 223.24; Tabel 3.2, nrs.13, 17, 22 en 28; Verwijzing naar een akte: Bijlage II 5.29; Door heer Herman gecollationeerde afschriften: Bijlage II 157.7, 342.4. |